Artikel van Theo Meder, ter gelegenheid van Wereldverteldag 2021, met als thema ‘Een nieuw begin’.
Openingswoorden kunnen een signaalfunctie vervullen: zodra een verhaal begint met “Er was eens…” associëren de meeste mensen dat meteen met een sprookje. En menigeen realiseert zich dan – bewust of onbewust – dat er een fictief verhaal volgt dat je niet hoeft te geloven. De openingswoorden betekenen namelijk ook: “zet je radar voor logica en realisme maar even uit, want anders kun je niet van het verhaal genieten.” In de Angelsaksische wereld wordt dat “suspension of disbelief” genoemd, letterlijk het opschorten van je ongeloof.
Maar… beginnen sprookjes wel altijd met “Er was eens…”? We kunnen een kleine proef op de som nemen. In de Nederlandse Volksverhalenbank zitten, op het moment dat ik dit schrijf, 2211 verhalen die als sprookje worden aangemerkt (maar dat aantal blijft groeien). De twee meest opgenomen talen zijn Nederlands en Fries, dus je zou kunnen zoeken hoeveel sprookjes er beginnen met “Er was eens…” of “Der wie ris…”. Het blijken er dan respectievelijk 420 en 51 te zijn, dus in totaal om 471 sprookjes. Dat betekent dus dat 1740 sprookjes NIET met de beroemde openingsformule beginnen, en dat is dus een ruime meerderheid van bijna 80%.
Waarom hebben we dan toch het idee dat “Er was eens…” de standaardopening van een sprookje is? Het eenvoudigste antwoord is dat er geen alternatieve standaardopening bestaat: al die andere sprookjes kunnen op allerlei manieren beginnen. Maar de kwestie ligt nog iets genuanceerder. In de Nederlandse Volksverhalenbank worden zowel sprookjes uit boeken opgenomen, als sprookjes die direct zijn opgetekend uit de mondelinge overlevering. Als we nu kijken naar de 420 Nederlandstalige sprookjes die beginnen met “Er was eens…” dan blijkt de openingsformule slechts in 35 mondeling overgeleverde sprookjes voor te komen. Terwijl de formule in 321 gevallen in de schriftelijke overlevering voorkomt. Sprookjesboeken zijn dus verantwoordelijk voor ruim 75% van de openingsformule “Er was eens…”. En wie is er als kind nu niet uit sprookjesboeken voorgelezen, door één van de (groot)ouders, of op school?
Tot slot moet er mogelijk nog een nuance worden ingebouwd, maar die valt cijfermatig lastiger aan te tonen (omdat niet alle eeuwen even rijk vertegenwoordigd zijn in de verhalenbank, en het lastig zoeken is op alle historische varianten van het Nederlands): het heeft er alle schijn van dat naarmate we verder terug gaan in de tijd, de formule “Er was eens…” steeds minder vaak in sprookjes voorkomt. Je zult er vergeefs naar zoeken in teksten uit de middeleeuwen en renaissance. Nogmaals, de verhalenbank is historisch gezien (nog) geen complete collectie, maar de sprookjesformule zie je tot nu toe pas in de 19e eeuw opduiken en toenemen in de 20e eeuw.
Er mag toch wel geconcludeerd worden dat de sprookjesopening met “Er was eens…” zijn bekendheid vooral dankt aan de modernere sprookjesboeken, en vroeger in de mondelinge traditie maar zelden gebruikt werd.
Trouwens, een signaalfunctie heeft ook de bekende slotformule “en ze leefden nog lang en gelukkig”. Dit kennen we als een bekende afsluiting van het sprookje, maar deze komt, in vergelijking met de openingsformule, nog veel minder vaak voor in de verhalenbank. Slechts 30 sprookjes eindigen letterlijk zo, en wederom vaker in boeken dan in de mondelinge traditie. Bovendien komen alle boeken nu uit de 20e eeuw. Er zit ook wat meer variatie in de slotformule van het sprookje. Velen zullen wel eens gehoord hebben dat er werd afgesloten met:
En toen kwam er een olifant met een lange snuit
en die blies het hele verhaaltje uit
In de wat oudere mondelinge traditie was het overigens vaker een “varken met een lange snuit”, en af en toe ook een “schaap met een lange snuit”. Een enkele keer wordt er tot slot zoiets gezegd als “en nu vliegen de leugens de schoorsteen uit”. En een zekere populariteit had het onder vertellers om af te sluiten met: “Wie het ‘t laatst verteld heeft, die leeft nog” of “Wie het ‘t laatst verteld heeft, die z’n lippen zijn nog warm.” Dat lijkt me een fijne afsluiter.