Lang geleden leefden er eens een oude man en diens vrouw in een huis dat over de zee uitkeek. In de loop der jaren waren hun zoons gestorven, en deze hadden het echtpaar achtergelaten in armoe en eenzaamheid. De oude man kon maar nauwelijks de kost verdienen met het verzamelen van brandhout in het woud, om het vervolgens in het dorp te verkopen. Op een dag ontmoette hij in de woestenij van het woud een man met een lange baard. “Ik weet alles over jouw moeilijkheden,” zei de vreemdeling, “en ik wil je helpen.” Hij gaf de oude man een kleine, leren buidel en toen de man daarin keek, viel hij van verbazing flauw: de buidel was gevuld met puur goud! Tegen de tijd dat de oude man weer bijgekomen was, was de vreemdeling verdwenen. Dus gooide de oude man het sprokkelhout weg en rende naar huis. Maar onderweg begon hij na te denken. “Als ik mijn vrouw over dit geld vertel, zal ze het allemaal verkwisten,” hield hij zichzelf voor. En toen hij thuisgekomen was, vertelde hij haar dan ook niets. Integendeel, hij verborg het geld onder een mesthoop.
De volgende dag ontwaakte de oude man en merkte dat zijn vrouw een verrukkelijk ontbijt met worstjes en vers brood voor hem had klaargemaakt. “Hoe kwam je aan geld voor een dergelijk iets?” vroeg hij zijn vrouw. “Jij hebt gisteren helemaal geen hout meegebracht om te verkopen,” zei ze, “dus heb ik de mest verkocht aan de boer beneden aan de weg.” De oude man rende naar buiten, razend en tierend. Toen ging hij somber aan het werk in he bos, mopperend op zichzelf.
Diep in de bossen ontmoette hij opnieuw de vreemdeling. De man met de lange baard lachte. “Ik weet wat je met het geld gedaan hebt, maar ik wil je toch helpen.” Dus gaf hij de man een andere bundel gevuld met goud. De oude man haastte zich naar huis, maar onderweg begon hij opnieuw te denken. “Als ik het mijn vrouw vertel, zal zij het fortuin verkwisten…” En dus verborg hij het geld onder de as in de vuurplaats. Toen hij de volgende dag ontwaakte, merkte hij dat zijn vrouw opnieuw een hartig ontbijt had klaargemaakt. “Je had helemaal geen brandhout meegebracht,” legde zij uit, “dus heb ik de as verkocht aan de boer boven aan de weg.”
De oude man rende het woud in, en trok in zijn verwarring zijn haar uit. Diep in de wildernis ontmoette hij voor de derde keer de vreemdeling. De man met de lange baard glimlachte droevig. “Het lijkt erop dat jij niet voorbestemd bent om rijk te worden, mijn vriend,” zei de vreemdeling. “Maar ik wil je nog steeds helpen.” Hij bood de man een grote zak aan. “Neem deze twee dozijn kikkers en verkoop ze in het dorp. Gebruik dan het geld om de grootste vis te kopen die je kunt vinden – geen gedroogde vis, schelpdieren, worsten, gebakjes of brood. Alleen maar de grootste vis!” En toen verdween de vreemdeling.
De oude man haastte zich naar het dorp en verkocht zijn kikkers. Toen hij het geld eenmaal in zijn handen had, zag hij de heerlijke dingen die hij op de markt kon kopen en de raad van de vreemdeling bevreemdde hem. Maar de oude man besloot de aanwijzingen toch op te volgen en kocht de grootste vis die hij krijgen kon. Hij keerde te laat terug naar zijn huis om de vis nog schoon te kunnen maken, en dus hing hij hem buiten aan de daksparren. Toen gingen hij en zijn vrouw naar bed. Die nacht stormde het, en de oude man en zijn vrouw konden de golven horen donderen tegen de rotsen onder hun huis. In het midden van de nacht bonkte iemand op de deur. De oude man ging kijken om te zien wie dat kon zijn, en hij trof een groep jonge vissers dansend en zingend voor zijn deur. “Bedankt dat je ons leven hebt gered!” vertelden ze de oude man. “Wat bedoelen jullie?” vroeg hij. Toen legden de vissers uit dat ze op zee door de storm waren overvallen en niet wisten welke kant ze op moesten roeien, tot de man een brandende lamp voor hen had opgehangen. “Een lamp?” vroeg hij. Dus wezen ze hem die aan. En de oude man zag zijn vis aan de daksparren hangen, terwijl die zo’n helder licht verspreidde dat het mijlen verderop nog gezien kon worden.
Vanaf die dag hing de oude man iedere avond zijn lichtgevende vis buiten om de jonge vissers naar huis te leiden en zij deelden hun vangst met hem. En zo leefden hij en zijn vrouw hun verdere dagen in overvloed en waardering.