Acteren en vertellen

In oktober 2015 vond er op de Er-was-eens-lijst een discussie plaats over acteren en vertellen. Walter Roozendaal gaf de aanzet in een discussiestuk. Naar aanleiding van de eerste reacties schreef hij een tweede stuk. Dit Wiki-artikel opent met beide stukken, enigszins voor de Wiki bewerkt, gevolgd door een kort literatuurlijstje. Daarna worden alle reacties weergegeven.

Deel 1: Discussiestuk

Over acteren hoor je onder vertellers soms harde oordelen: vertellen is iets volkomen anders dan acteren, en vertellers hebben er last van wanneer iemand te veel acteert. Dat wil ik als verteller èn enthousiast regisseur/theaterdocent graag wat verder onderzoeken.

Allereerst: wanneer iemand probeert te acteren, heel duidelijk doet-alsof, of met veel nadruk een emotie probeert op te zetten – ja, dan ben ik het met de kritiek volkomen eens. Dat zijn goed bedoelde pogingen om een vertelling meer waarde te geven, maar helaas ook demonstraties van slecht en hulpeloos acteren. Dat kan je dan te-véél-acteren noemen, maar ik vind dat dus juist voorbeelden van helaas-te-weinig-kùnnen-acteren! Jammer dus…

Nu leid ik al vele jaren zangers èn vertellers op om ‘acterend’ te zingen of vertellen. Wat bedoel ik dan met de combinatie van acteren en vertellen? Wat bedoel ik met acteren, hoe zit dat met het vertolken van emoties?

Acteren doet iedereen altijd een beetje

Acteren noem ik in dit verband het vermogen om de indruk te wekken dat je iets anders beleeft, of iemand anders bent, dan wat op dat moment de werkelijke realiteit is. Je roept dus een andere werkelijkheid op, of een andere zijnswijze, je schakelt daar op over.

Realiseer je dan om te beginnen dat iedereen op die manier de hele dag door acteert. Zoals op ieder moment dat je iemand onverwacht tegenkomt en verrast “Hé, wat doe jij hier, hoe gaat het met je?” roept. Je roept op dat moment een nieuwe beleving, een nieuwe zijnswijze op. Of wanneer je een belangrijke vraag stelt doe je dat de ene keer vriendelijker, opener, strenger, eisender, smekender, …, dan een andere keer. Je stemt je af op de situatie en de mensen, en roept de bijbehorende zijnswijze op. En de ene keer doe je dat spontaner, de andere keer kunstmatiger. Sociaal vaardige mensen zijn daar meesters in.

In die zin is acteren een normaal, zelfs noodzakelijk onderdeel van ons leven. En kan iedereen dat in principe ook. Want wanneer je dat niet zou kunnen heb je het moeilijker om sociaal te functioneren. En het werkt zolang jijzelf en de mensen om je heen, jou en je gedrag als ‘echt’ ervaren: kloppend met jou en de situatie.

Emoties delen

Emoties zijn rare dingen. Ze bestaan namelijk pas wanneer je ze voelt. En dat voelen doe je met je lichaam. Emoties zijn direct verbonden aan fysieke ervaringen. We zeggen dat ook: spanning in je buik, zwaar op je maag, een last op je schouders, licht als op wolken lopen, enz.

Meeleven met iemand anders doe je, door innerlijk mee te doen aan die fysieke ervaring. Dat is een fantastisch mechanisme (hersenonderzoekers hebben het over de functie van spiegelneuronen) dat in principe ieder ‘normaal’ mens kan en doet. Bliksemsnel en direct. Ons sociale functioneren is daar volkomen afhankelijk van. En iedereen kent dat: jij hebt verdriet en bij mij springen de tranen eigenlijk ook in mijn ogen. Dat kan ik verbergen en innerlijk proberen houden, maar het is wel al eerst gebeurd. Voor ik me er eventueel tegen kon verzetten.

Acteurs weten dat al eeuwen. Publiek leeft mee met wat zij oproepen op het toneel, in de combinatie van wat ze emotioneel en fysiek gestalte geven.

Wanneer heb je het dan over acteren?

In theaterland heb je verwoede discussies over hoe je acteren professioneel moet aanpakken. Grofweg kan je een verschil zien tussen acteurs, die fysiek een zijnswijze oproepen van waaruit ze acteren (maar die ze niet noodzakelijkerwijs ook eerst hoeven te voelen), en mensen die een emotionele zijnswijze oproepen en dat gevoelsmatige proces fysiek vorm laten krijgen.

Opnieuw: dat werkt zolang wij dat als ‘echt’ ervaren: kloppend met de rol en de situatie. Dan heb je van dat acteren ook geen last, integendeel, dan bewonder je het schijnbaar vanzelfsprekende gemak waarmee acteurs dat doen (“Meneer, u bent een geboren verteller!”- “Dank u wel mevrouw, daar heb ik dertig jaar aan gewerkt…”).

En is dat niet wat elke verteller wil bereiken? Dat een verhaal in de vertelling een nieuwe werkelijkheid wordt, die toehoorders op dat moment als ‘echt’ ervaren, kloppend bij de vertelfiguren en de situatie – waar publiek zich meelevend voor opent en aan kan overgeven?

Ik zie dan eigenlijk het verschil tussen vertellen en acteren niet meer zo duidelijk. Ik roep een andere werkelijkheid op, en geef die in overeenstemming met mijn beleving vorm in mijn houding, gebaren en stem. Dat doe ik bewuster of spontaner, handiger of onhandiger, grootser of intiemer, natuurlijker of gekunstelder, opener of geslotener, enzovoort (en al deze kwalificaties kan je positief gebruiken, zelfs ‘onhandiger’ kan een heel aantrekkelijke vertelwijze zijn!). Verteller en acteur delen het streven om dat proces zo volledig mogelijk te laten plaatsvinden. En natuurlijk: ik waardeer iedereen die zich sterk maakt voor ‘natuurlijk vertellen’ – eigenlijk doe ik dat ook – terwijl ik tegelijkertijd denk: zie je dan niet dat je op dat moment dus ook op een zo natuurlijk mogelijke manier aan het acteren bent? En zou het kunnen helpen wanneer je daar in een groei naar meer kwaliteit bewuster mee om zou leren gaan?

En nog iets: wanneer je dat acteer- of vertelproces volledig uitvoert, zijn groot of klein vertellen opeens geen probleem meer. Je zou enorm groots kunnen vertellen – zolang het klopt en volledig is gaat publiek daar in mee. Het is dan gewoon een vertelstijl, die zijn eigen bestaansrecht heeft naast alle andere aanpakken. “Heerlijk dat iemand dat zó durft” zeggen ze dan. Een andere keer is klein weer heel mooi.

Op het moment dat we voelen dat iemand wel iets heel groot probeert te maken, maar dat het niet volledig klopt – ja dan zeggen we dat-ie ‘te veel acteert’ en onecht is. Een overdreven gezicht opzetten, een overdreven stem, een overdreven houding, je publiek met een dikke frons zeggen hoe erg het wel niet is (dus voorschrijven wat ze moeten voelen) – we weten haarscherp wanneer een vertelling klopt en volledig is, en wanneer niet.

Maar wanneer het klopt, zijn vertellen en acteren voor mij dus eigenlijk bijna hetzelfde proces, en zitten ze elkaar niet dwars. Integendeel. Ik ben dankbaar voor alle middelen die mijn theaterscholing mij aangereikt heeft, waarmee ik met zo enorm veel plezier vertel.

Het is in dit artikel niet de plek om gauw even een acteerhandleiding te geven. Die handleidingen zijn er natuurlijk: in mijn eigen ‘Handboek Podiumpresentatie’ geef ik daar bijvoorbeeld een eerste basis voor, maar verbaas je over de overweldigende hoeveelheid doorwrochte boeken in de catalogus van International Theater & Film Books ITFB http://theatreandfilmbooks.com of de Theaterboekwinkel http://www.theaterboekwinkel.nl . Op dit moment vind ik dit een geweldig boek: Machteld Hauer, ‘The Actor’s Dance Of Conciousness’, Amsterdam 2014, Uitgeverij International Theatre & Film Books. Machteld Hauer gaat in haar onderzoek naar het wezenlijke van acteren tot het uiterste – over professioneel acteren op het allerhoogste niveau. En vanuit een andere invalshoek het werk van de mimespeler Herman Verbeeck ‘De acteur, atleet van het hart’, Amsterdam 2004, Uitgeverij International Theatre & Film Books, over de geschiedenis van wat we tegenwoordig ‘fysiek theater’ noemen. Het is vast niet toevallig dat ik hier twee schrijvers noem, die regisseren en spelen mede vanuit een dans- of mimeachtergrond, ergens tussen beleving en vormgeving… Beide boeken geven een diepe en niet altijd direct te bevatten achtergrond – voor het echt leren acteren heb je de levende meesters nodig. Wat deze twee mensen allebei ook zijn.

Tegelijkertijd: acteren leer je niet uit een boekje. Dat ontwikkel je al doende, met vallen en opstaan, en doorgroeien, doorgroeien, doorgroeien. Een goed opgeleide docent/regisseur is daar een enorme hulp bij: toneelspelen is een vak dat niet voor niets eeuwenlang mondeling is overgedragen.

Deel 2: Naar aanleiding van de reacties

Op dit artikel kwamen op de Er-was-eens mail reacties. Bij enkele van die reacties laat ik inleidende zinnen weg, verder staan ze even verderop zo veel mogelijk volledig geciteerd. We plaatsen reacties van de maillijst op de Wiki in principe anoniem, wie zijn of haar naam vermeld wil zien is welkom om deze zelf toe te voegen of dit aan de redactie te vragen.

Wanneer ik de reacties lees (met veel dank en waardering!) springen mij een stel waardevolle onderwerpen in het oog, soms ook door meerdere mensen genoemd. Sommige hebben te maken met het zoeken naar verschillen tussen acteren en vertellen, andere met het overeenkomsten.

Definities?

Ik heb de kernbegrippen acteren en vertellen inderdaad nauwelijks gedefinieerd, en zeker niet beperkt. Een collega noemt verderop een paar plekken waar definities van vertellen te vinden zijn, maar komt daar vervolgens niet echt verder mee: ze beperken te veel. Zowel in de acteer- als vertelwereld lijkt definiëren ook onbegonnen werk, en bestrijden verschillende ‘scholen’ elkaar soms te vuur en te zwaard.

Ik heb daarbij acteren wel op een ruime manier omschreven: ‘Acteren noem ik het vermogen om de indruk te wekken dat je iets anders beleeft, of iemand anders bent, dan wat op dat moment de werkelijke realiteit is. Je roept dus een andere werkelijkheid op, of een andere zijnswijze, je schakelt daar op over.

Acteren doet iedereen altijd een beetje 2

Dat leidt direct tot de vraag, waarom ik dat heb verbonden met dagelijkse sociale situaties. Beschouw ik ons gedrag daar dan als onecht? Nee, ik doe dat om aan te geven, dat acteren in de betekenis van ‘een andere werkelijkheid of zijnswijze oproepen’ een algemeen menselijke basisvaardigheid is, die we in het dagelijks leven keihard nodig hebben. Het is de smeerolie in het samenleven: dat we enerzijds verrassend goed met elkaar mee kunnen voelen en ons zo op elkaar af kunnen stemmen; dat we anderzijds tegelijkertijd weten hoe we – in alle oprechte openheid! – elkaar in die afstemming passende werkbare signalen kunnen geven.

Tegelijkertijd geeft dat vermogen mij ook de basis voor het vertrouwen, dat je als gewoon mens in staat bent om effectief te communiceren. Dus ook boeiend te vertellen. Dat vertrouwen ligt ook aan de basis van de doelen van de Stichting Vertellen: dat we mensen bij elkaar brengen die vanuit heel verschillende ervaringen en scholingen allemaal bezig zijn om op hun manier aan vertellen bij te dragen. En dat het de moeite waard is al die verschillen bij elkaar te brengen, en met elkaar te confronteren én delen.

En even tegelijkertijd: ik onderschrijf het pleidooi van Machteld Hauer in haar hiervoor genoemde boek om niet te makkelijk te roepen dat iedereen dus kan acteren. Professioneel acteren is absoluut een vak. En weer tegelijkertijd: juist dat ‘dagelijkse acteren’ vind ik een prachtig uitgangspunt om als verteller te gebruiken, en om collega’s mee verder te scholen.

Theater maken of acteren?

Ik heb zitten nadenken over een aantal verschillen tussen acteren en vertellen die collega’s vervolgens benoemen. Hoe langer ik daar over nadacht, hoe meer ik het idee kreeg dat het dan eigenlijk niet gaat over acteren, maar over verschillende invalshoeken om theater te maken. Zoals de vraag

  • of je een vaste tekst gebruikt of improviseert,
  • hoe het contact met je publiek verloopt, en
  • in hoeverre je als verteller de alwetende verteller bent, of juist de ‘rollen’ uit je verhaal gestalte geeft en vertolkt.

Mijn stelling is, dat je in al die gevallen heel goed kan acteren, maar door die verschillende manieren van theater maken dan wel verschillende effecten krijgt. En dat mensen die denken niet te acteren dat eigenlijk spontaan wel doen op de natuurlijke manier, die ik beschreef in sociale situaties: vanuit hun verbeelding een andere werkelijkheid en zijnswijze oproepen. Ik ga graag wat dieper in op die verschillende invalshoeken:

Vaste tekst of improviseren?

Bijvoorbeeld: in het theater gebruik je een vaste voorgeschreven tekst, bij vertellen heb je de vrijheid om de woorden op het moment van de vertelling te laten ontstaan. Dat is bij veel theatervormen, inclusief zingen, inderdaad het uitgangspunt. Maar hoe zit dat dan bij geïmproviseerd theater? Sluiten improviseren en het gebruiken van acteervaardigheden elkaar dan uit? Wie net als ik geniet van het televisieprogramma ‘De Vloer Op’ weet, dat onze grootste theateracteurs daar improviseren. De mooiste improvisaties zijn die, waarin je eigenlijk niet ervaart dat er onecht geacteerd wordt. Juist hun professionele vermogen om een andere werkelijkheid op te roepen, en een andere zijnswijze aan te nemen, kan dan adembenemend mooi zijn. En tegelijkertijd: wanneer we zien dat een verteller vastloopt in een uit het hoofd geleerde tekst zien we ook, dat de vaardigheden om dat te doen op dat moment tekort schieten. Onechtheid in vertellen betekent dan: tekort schieten in het volledig oproepen van de andere werkelijkheid en zijnswijze, geremd door het vaste stramien van de tekst… Voor het geven van echtheid zijn kennelijk extra vaardigheden nodig, acteervaardigheden òf de vaardigheid om spontaniteit te genereren.

Dat laatste levert overigens een speciale paradox op waar acteurs voor staan: de maximale beheersing van de maximale spontaniteit… Soms lijkt het ook wel of er een verschil is tussen mensen die een speciaal talent hebben om vanuit spontaniteit te communiceren (maar dan soms moeite hebben om de structuur van hun verhaal te bewaken) en mensen die vast lijken te zitten in het trouw vertolken van een verhaal, maar dat net niet helemaal ‘echt’ kunnen maken. Het levert in elk geval twee invalshoeken op van waaruit je beginnende vertellers (en acteurs) vaak ziet vertrekken. Ik kom daar op terug in het hoofdstukje over bewust acteren of gewoon vertellen.

De vierde wand

Vertellen doe je in contact met je publiek, toneelspelen gebeurt achter een vierde wand?

Het klopt dat die stijl van theater maken er is: op het toneel een werkelijkheid oproepen, terwijl het publiek als bij een soort aquarium door een onzichtbare vierde wand naar binnen gluurt, het schijnbaar van buitenaf meemaakt. Om te beginnen: die vierde wand staat al zeker zo’n honderd jaar enorm ter discussie. Brecht bijvoorbeeld deed oprechte pogingen om die te doorbreken. In het verlengde van Brechts Episch Theater is er een bijzonder boek over theater maken van Paul Binnerts: Toneelspelen in de tegenwoordige tijd – een veldboek voor de vertellende toneelspeler, Uitgeverij International Theatre & Film Books.

Ik benoem in mijn regie en lessen vaak Zeggen, Zien en Zijn als invalshoeken voor zingen en vertellen. Zeggen zou je kunnen vertalen als het “in contact vertellen” waar een aantal collega’s terecht grote waarde aan hecht. Ik ga echter graag een stap verder. Want als we vertellen beschrijven we een hele verbeeldingswereld. Die in de ruimte vóór je projecteren, als het ware daar voor je Zien, is een fantastische manier om die werkelijkheid op te roepen. En je vertelling enorm te verrijken. Mij valt altijd op hoeveel collega’s eigenlijk werken vanuit dat geïnspireerde en inspirerende Zien. Maar op het moment dat je dat doet kan je niet tegelijkertijd ook in contact zijn met je publiek! Want je bent in contact met je belevingswereld – dus min of meer achter die beruchte vierde wand?

Mijn gedachte daarover is: op dat moment nodig ik het publiek uit om met mij mee te leven. Dus in plaats dat ik bij hen ben, me misschien zelfs naar hen toe buig om in contact te vertellen, nodig ik hen uit om bij mij te zijn. Hierboven in het hoofdstukje over emoties delen had ik het over meeleven als een menselijk basisvermogen, iets wat we automatisch doen vóór we ons er zelfs tegen kunnen verzetten. Daar maak ik op dat moment gebruik van. Ik neem het publiek mee in die andere werkelijkheid en in die andere zijnswijze. Een collega zegt hieronder: ‘Ik denk dat een goed acteur zijn/haar publiek ‘door die 4e wand heen trekt’: je bent via je inleving met de spelers in dat bos, die huiskamer, die science fiction wereld of wat ook. Bij vertellen gaat dat als het goed is ook zo.

Zijn noem ik het moment, dat je je als verteller zo identificeert met een rol uit je verhaal, dat je die rol als het ware even wordt.

Zeggen, Zien en Zijn vormen dan drie invalshoeken voor vertellen, die je bliksemsnel kan afwisselen. En de goede verstaander heeft ondertussen begrepen, dat ik het in feite over acteren heb! Die invalshoeken kan je dus gebruiken, die zie je collega’s ook voortdurend gebruiken, en je kan dit als vaardigheid ontwikkelen. Ik ben dus niet alleen bezig met ‘in contact vertellen ‘, maar in feite ook voortdurend met acteren. Met of zonder vierde wand.

Bewust acteren of gewoon goed vertellen?

Dan zijn er de reacties van mensen, die zeggen dat ze niet zo bewust acteren, misschien zelfs wel niet acteren, maar zich wel bewust zijn van het prachtige verschijnsel dat ze andere werkelijkheden en zijnswijzen oproepen. En hoe schitterend dat kan zijn.

Genieten van de magische topmomenten van kunstenaarschap – dat zou nog eens een apart (en heel kwetsbaar)onderwerp voor de er-was-eens-lijst kunnen zijn! Of je dat beschouwt als een goddelijk, spiritueel of gewoon menselijk hoogtepunt – het gaat over dat moment waarop jij, je verhaal en je publiek lijken samen te vallen, vertellen als vanzelf lijkt te vloeien en volledig is.

In deze discussie past de vraag of acteervaardigheden ‘natuurlijk vertellen’ bevorderen of juist dwars zitten.

Een strijd die iedere verteller voert, is die tussen bewust vertellen en spontaniteit. We horen en zien het onmiddellijk, wanneer een vertelling gemaakt, niet spontaan, niet ‘echt’ is. Het vooroordeel is dan: acteren maakt vertellen onecht. Na alles wat ik daar nu over geschreven heb zal duidelijk zijn, dat ik het daar niet mee eens ben. Goed acteren leidt tot een spontaan resultaat, dus een aantrekkelijke, ingeleefde complete vertelling. Dat lijkt een rare tegenstelling. En dat is het ook. Veel acteurs zijn hun hele leven op zoek naar het magische evenwicht tussen het maximaal beheersen van maximaal spontaan zijn. Dat is een soort onmogelijke opgave, maar wel een heel waarde volle. In de strijd met je vertelling zullen er momenten zijn die aanvoelen als onecht en niet kloppend. Thuis raken in je verhaal, kunnen spelen met de elementen, oefenen en vaardigheden opdoen – dat zijn dan antwoorden, op weg naar een nieuwe vertolking.

Mijn stelling is dus: goed acteren heeft een spontaan resultaat als doel. Een resultaat, waarin we een andere werkelijkheid en een andere zijnswijze op een voor het publiek kloppende manier oproepen. En dat wil denk ik eigenlijk iedere verteller. Of-ie nou geschoold acteur is, of spontaan talent. Beide uitersten, en alles er tussenin, hebben hun eigen bestaansrecht en hun eigen noodzaak. Vertellen en acteren zijn dan geen tegenstellingen meer – acteren is een vanzelfsprekend element van vertellen. En dat vertellen en dat acteren kunnen dan in allerlei stijlen en op allerlei manieren.

De oordelen over acteren die ik in deze discussie hoorde, lijken dan eigenlijk oordelen te zijn over verschillende manieren van theater maken en hoe daar met andere uitgangspunten gewerkt wordt. Naast oordelen over slecht of onvoldoende acteren, dat horen en zien we direct en helaas genadeloos… Verschillende collega’s hadden het over scholing. Dat doe ik dus mijn leven lang sinds mijn eerste stap op het podium: doorgaan met mezelf verder te scholen en verder te bekwamen. Op weg naar het ideaal, nog steeds. 😉

Literatuur en andere bronnen

Hierboven noemde ik:

Overigens heb ik op mijn website een aantal lesbrieven en handouts gezet, in de vorm van ‘minigidsen’. De ‘Minigids Vertellen op basis van Elementair Toneel’ (o.a. over Zeggen, Zien en Zijn) en de ‘Minigids Een rol fysiek gestalte geven’ kunnen deze artikelen en discussie aanvullen.

Walter Roozendaal

Deel 3: De verzamelde reacties in de discussie

Voor mij staan acteren en vertellen zeer dicht bij elkaar.

Naar mijn idee is vertellen de basis van het theater. Ooit zijn de mensen gebruik gaan maken van taal en als iemand iets meegemaakt had vertelde hij dat.

Daarop kwamen er mensen die het groter maakten, meer expressie er aan gaven het misschien wel gingen uitbeelden, en ziedaar, we komen al meer in de richting.

Langzamerhand groeide het e.e.a. door in verschillende richtingen.

Maar wij Nederlanders willen dan alles weer zo dolgraag in vakjes indelen.

Waarom kun je niet heel ingetogen vertellen zittend in een stoel, omdat dit past bij het verhaal en jij dat lekker vind en in het volgende verhaal lekker expressief, in rollen springend en er weer uit, omdat dit verhaal zich er voor leent.

Wat ik essentieel vind voor vertellen is dat je een rechtstreeks contact hebt met je publiek, er is geen 4e wand, zoals bij toneel, waar je je achter terugtrekt.

Zelfs als je in een rol zit kun je nog even een zijdelingetje maken naar het publiek.

Omdat ik gespecialiseerd ben in Afrikaanse verhalen ontdekte ik dat alles kan en mag in het vertellen in Afrika en dat dit daar ook gebeurd. ( heb dat daar ook gedaan in het Nederlands en ze konden het verhaal na vertellen)

Ik heb b.v. lang gedacht dat vertellen niet gecombineerd kon worden met muziek, althans niet binnen het verhaal.

Tot ik ging werken met mijn partner. Hij voelt feilloos het ritme van het verhaal aan, voelt wanneer hij wat harder moet of juist zachter of misschien zelfs nauwelijks hoorbaar, voelt het publiek aan enz. enz. En dat had ik daarvoor nog nooit meegemaakt, niet zelf en niet bij anderen.

Je moet je als muzikant in dienst stellen van het verhaal en dat kan niet iedereen. En het is afschuwelijk wanneer er 2 mensen op het toneel staan die niet in hetzelfde ritme zitten.

In Afrika is het vertellen ook interactief, dat betekent niet alleen dat jij het publiek uitdaagt, maar dat je het ook terugkrijgt en dat je er dan ook iets mee doet.

Vertelde al weer lang geleden het verhaal van moeder kip die haar kuikentjes wilde scheren, omdat ze zo pluizig waren. Ik dook dan als kip het publiek in op zoek naar mijn kinderen en al kakelend van scheer….scheeer….scheer, schoor ik ze dan kaal. Tot 1 van de kids riep, hier heb ik er ook nog één.

Op hetzelfde moment besef je dat, wanneer je hem aanpakt, ieder kind er eentje heeft, dus ik draai me naar haar toe en zeg, oohh nee dat is er 1 van de buurvrouw, kind blij en ik ppfff weer gered.

Dit improviseren is dan ook wezenlijk voor deze vorm van theater, want ik vind vertellen theater. Bij toneel is ieder woord van te voren vast gelegd en bij vertellen is het juist belangrijk om het in je eigen woorden weer te geven en wel het verhaal goed stevig te hebben maar niet ieder woord. Zo kun je dan ook beter reageren op het publiek zonder je tekst kwijt te raken.

Maar ik besef heel goed dat niet iedereen zich daar lekker bij voelt en dat is natuurlijk het allerbelangrijkste, want alleen dan kun je volledig in je verhaal geloven en alleen wanneer jij dat doet, kun je het publiek meenemen, kun je samen de wandeling door het verhaal maken, wat zich als het ware op dat moment afspeelt.

Laten we er lekker van uit gaan dat ook binnen het vertellen diverse stromingen zijn. En zolang je in je eentje een zaal vol mensen doodstil of juist reagerend, volledig in het verhaal opgaand, kunt vertellen, is het iets moois, iets bijna magisch en ben ik blij dat het vertellen in al zijn vormen leeft of misschien wel herleeft is.

Als kind van 4 zag ik Otto Sterman vertellen en was totaal beduusd, niet wetend dat ik zelf dat 38 jaar later ook zou gaan doen

en dat gelukkig af en toe na ruim 30 jaar nog steeds doe, helaas niet meer dansend en springend, maar ook vanaf je stoel kun je heel expressief zijn.

Ik weet dat ik van de hak op de tak gesprongen ben, had niet van te voren een mooi opzetje bedacht, wist vanmorgen nog niet dat ik dit zou doen, maar voelde me ineens uitgedaagd door R.

Vertel het voort, want nadat ik alle vormen van theater had verkend, kwam in het vertellen alles weer samen, terug naar de basis en voelde me eindelijk thuiskomen.

De tekst van Walter lezend vroeg ik me af of er sowieso – afgezien van het nut van zijn oefening – tussen acteren en vertellen een te omschrijven relatie is.

Dat er voor amateurspelers en -vertellers nog een hele wereld te winnen is door niet alleen te begrijpen wat werkelijk acteren is, maar deze vaardigheid ook te kunnen hanteren – ja, dat staat voor mij nu al als een paal boven water.

Marieke van den Houten: Ik dacht: ik spreek je er nog wel over. Toch wil ik er alsnog iets van doorgeven via het medium dat je hiervoor hebt gekozen. Er zijn talenten die ontwikkeld kunnen worden en er zijn vaardigheden die kunnen worden geleerd. Wat ik het meest heb geleerd van alle scholing die ik tot nu toe heb ontvangen, is dat ik zicht begin te krijgen op waar ik goed in ben en wat ik beter aan anderen over kan laten. Mijn sterkste kant is inlevingsvermogen, inzicht in verschillende vormen van gedrag en spelen met alles wat met taalvaardigheid heeft te maken. Dat doen acteurs ook. Ik ben acteur en verteller en ik ervaar de grenslijnen in authentiek overkomen en authentiek zijn. Als acteur streef ik naar authentiek overkomen, ook als ik binnen huidige trainingen vloekend prullenbakken omver schop omdat ik een gefrustreerde mevrouw of meneer met dementie ben. Als verteller ben ik mezelf en deel een verhaal met publiek, waarbij ik de personen soms zelf uitbeeld. Om daarna weer verder te gaan als Marieke de verteller. Als ik een heks ben als verteller, laat ik haar in die rol zo geloofwaardig mogelijk overkomen. Na afloop ben ik dan weer Marieke. Wat doorslaggevend is voor mij, zijn niet aangeleerde technieken maar de energie waarmee en waarin ik mezelf presenteer. Bij iedere persoonlijkheid hoort een authentieke uitstraling. Daar zit voor mij de magie want als alles klopt (goed verhaal, fijne ruimte, goede sfeer, aandachtig publiek, veel interactie) dan beleven we momenten die ik met geen mogelijkheid ooit zou kunnen voorbereiden. Want ergens door geraakt worden is geen kunstje. Ik kan er wel ruimte voor scheppen en het faciliteren door in alle opzichten aandachtig mijn verhaal te vertellen. En te delen.

Er bestaan veel misverstanden, zowel over acteren als vertellen. Walter laat over beide vaardigheden een aardig helder licht schijnen.

Veel ‘slechte’ acteurs en vertellers beheersen hun vakmatige basisvaardigheden niet of onvoldoende. Veel van die vaardigheden zijn te trainen, zoals een wielrenner zijn vaardigheden traint.

Er bestaan de nodige misvattingen over ‘doen alsof’…

Goed acteren of dansen of vertellen of musiceren betekent in elk geval een geloofwaardige werkelijkheid oproepen.

Een misvatting is trouwens ook dat een verteller die bijna roerloos op haar of zijn stoel zit, niet zou acteren.

Hij of zij verstaat – in mijn opvatting over excellentie – de kunst ‘al het overbodige weg te laten…’ Die kwaliteit beheersen vergt veel toewijding, kunst en kunde, en dat gun ik niet alleen menig collega, maar vooral ook het publiek!

In Walters discussiestuk loop ik wat verloren, moet ik bekennen. Ik mis in het begin een (poging tot) definiëring van zowel het begrip acteren als van het begrip vertellen. Pas dan heb je naar mijn idee een al dan niet geldig uitgangspunt om te zoeken naar een relatie tussen de twee. De tekst wordt, althans voor mij, ook wat troebel als ik bijvoorbeeld lees dat we eigenlijk allemaal dagelijks wel een beetje acteren, terwijl er kennelijk niet meer bedoeld wordt dan hoe je je gedraagt in het contact van alledag met je medemens. Acteren lijkt dan te duiden op “niet echt oprecht”.

Ik blijf dus – zoals we hier zeggen – “wat op mijn honger zitten”.

Eerder heb ik het al bericht, ik ben niet erg ver gevorderd. En om andere redenen dan G., heb ik er ook niet echt iets aan toe te voegen. Behalve misschien dat ik in het vertellen de verbinding met het publiek, tot wie je je in tegenstelling tot bij het acteren, zeer direct richt, fundamenteel vind. Maar ik heb evenzogoed gerenommeerde vertellers m/v aan het werk gezien die zich eerder van hun publiek leken af te sluiten en die toch op hun manier imponerend waren. Daarnaast lijkt me het gegeven dat je als verteller geen rol speelt, dat je niet “opkomt”, onderscheidend.

Een verteller memoriseert zijn/haar verhaal doorgaans ook niet; doet hij of zij dat wel, dan kom je al gauw uit bij een derde “kunst”, namelijk die van het voordragen, en dat heb ik ook al de nodige vertellers zien doen. Opwindend was het niet, vond ik.

Er zijn er ook die putten uit hun eigen leven en daar vaak een op de lach werkende draai aan geven; wellicht zijn dat eerder stand-up comedians?

Er zijn vertellers die zeer “theatraal” bezig zijn, met decor, licht, klank, rekwisieten, stemmetjes, expressieve gezichtsuitdrukkingen; anderzijds ken ik toneelspelersgezelschappen (zoals het Vlaamse Stan), die eerder minimalistisch en “vertellend acteren”, met een zeer grote afstand tot inleving en tot het aannemen van een andere zijnswijze.

Naar mijn idee is Freek de Jonge een groot verteller, eerder dan een groot acteur.

Ik heb zelf geacteerd en tegenwoordig vertel ik. Intuïtief ervaar ik een zeer groot verschil, dat ik niet goed kan verwoorden. Wel ben ik erg blij dat ik “verlost” ben van een uitgeschreven tekst, van “wachten” van mijn medespelers (al mis ik soms het samen werken aan), en dat ik als oudere mens niks meer uit mijn hoofd moet leren (erg mooi meegenomen). In het vertellen voel ik mij zeer vrij, vrijer dan destijds, al was het acteren mij erg lief.

In mijn kamer staan de nodige boeken over acteren, die ik zeer zelden nog opensla, en in een andere kast de nodige over vertellen. Is het symbolisch dat ze bij mij niet in dezelfde kast staan? 😉

(Definiëringen geven van vertellen is lastig. Op de sites van de Engelse School of Storytelling, het Schotse Storytelling Centre en op de site van de Franse beroepsvertellersorganisatie, zijn nochtans wel (soms rigide) omschrijvingen te vinden. Accenten verschillen vaak heel sterk, mede afhankelijk, vermoed ik, van de tradities die er aldaar zijn ontstaan.)

WNT]. Afleiding van verhalen. verhalen 2 ww. ‘vertellen’ Mnl. verhalen ‘nazeggen’ in noit … dis walschs geleeren noch uerhalen ‘zich nooit in het Waals leren uitdrukken’ [1265-70; VMNW], ‘verslag doen, mededelen’ in dat sy souden mogen … verhalen den overlast, die … ‘dat zij verslag zouden kunnen doen van het geweld dat’ [1470; MNW], also hij daer verhaelt ‘zoals hij daar vertelt’ [1485; MNW]. Oorspronkelijk hetzelfde woord als → verhalen 1 ‘terughalen’. De betekenis ‘vertellen’ is ontstaan uit verhalen ‘verslag doen, zijn verhaal doen’, oftewel ‘terughalen in woorden’, zoals dat gebeurde bij bijv. een rechtszaak. Zie ook → herhalen. ♦ verhaal 2 zn. ‘vertelling’. Mnl. verhael, verhal ‘herhaling, om een fout te herstellen’ in hij scampelde in sijn eedspel, wat sijn verhal te recht wesen sal ‘hij vergiste zich bij het eedformulier, hetgeen hem het recht geeft op herhaling’

, ‘voortzetting van het geding op een andere dag’ in L. coomt mit haren talman ende bedinghet haren dach ende haer verhael ‘L. komt met haar advocaat en bepleit haar rechtsdag en haar recht op hervatting’ [1450-1500; MNW]; vnnl. verhael ‘herhaling, weergave’ in verhael eens boecks ‘weergave van de inhoud’ [1573; Thes.], ‘relaas’ in (over iemands armoede) daer ick u af doen verhael ‘waarover ik u relaas doe’ [1587; WNT], ‘voordracht van feiten of gebeurtenissen, al dan niet verzonnen’ in Relatie, vertellinghe, verhaal en Legende, verhaal, vertellingh [beide 1650; WNT]; nnl. verhaal ‘schriftelijke vertelling’ in Romans of verhalen [1785; WNT], ‘mondelinge vertelling’ in vele sigaren te rooken en vele verhalen op te snijden [1840; WNT

.a. (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands

acteur zn. ‘toneelspeler’ Vnnl. acteur “die een speelder is in een spel oft een clagere oft aenlegghere in recht”, ‘degene die een speler is in een spel ofwel een aanklager of eiser in het recht’ [1553; Werve], ‘bedrijver, bewerker, speler, pleiter’ [1658; Meijer]. Ontleend aan Frans acteur ‘toneelspeler’ [1664; Rey], eerder ook ‘aanklager’ [16e eeuw; Rey] < Oudfrans actor < Latijn āctor ‘toneelspeler, handelend persoon’, nomen agentis bij agere ‘handelen, doen’ (waaruit → ageren). Het Vroegnieuwnederlands kende actoor, actoir, acteur in de betekenis ‘eiser (in rechte)’ [1517; MNHWS].

acteren ww. ‘toneelspelen’. Nnl. acteren [1843; WNT]. Nederlandse afleiding van Frans acte ‘handeling, toneelstuk’ [1553

Acteren volgens Michael Cain: Acteren is doen alsof je doet alsof je doet of je een ander bent.

Om toch nog even door te gaan…

Ik zie veel verschillen.

Een acteur staat meestal voor een groot zwart gat, de vierde wand.

Een natuurlijk verteller (zo noem ik diegene die niet acterend vertelt) ziet zijn publiek, heeft contact, gaat in dialoog d.m.v. oogcontact, één of andere reactie op het hier en nu… Dat is de kern, denk ik.

Als ik zie dat mijn publiek niet mee is of als ik zie dat er een ander publiek is dan werd verwacht, dan pas ik mijn verhaal aan… Enkel the bones onthou ik. Meer woorden of minder woorden, meer herhalingen of juist geen. Andere woorden zelfs. Ik leg een band.

Ik ben aanwezig daar op dat moment als R. En als ik me eens vergis, dan kan dat. Tenminste als ik hier zelf weet hoe hiermee om te gaan in het hier en het nu. In contact met mijn publiek, oppakken en iets mee doen.

Ja, er is dialoog en karakterinleving. Maar veelal vertel ik vanuit de alomwetende verteller en /of toon ik de wereld vanuit 1 personage, anders sta ik stemmetjes te doen en …..contact met publiek is weg.

Ik zal ook wel als er bvb. een reus voorbij komt in mijn verhaal, wijzen naar boven en misschien even naar boven kijken, maar ik ga dat niet blijven doen, want… Ik wil contact met mijn publiek behouden. Of omgekeerd als reus naar beneden kijken… Maar niet te lang want…

Ik schets ook meer dan dat ik alles duidelijk vertel en uitbeeld, want in het hoofd van mijn publiek ontstaat er een eigen beeld, een eigen film. Het is kwestie van juist genoeg te geven, niet teveel, niet te weinig…

Maar of het 1 nu beter als het ander is, ik hou van het natuurlijke vertellen, maar een mooie verhaal goed ‘geacteerd’, ik hoor het woord verteltheater veel de laatste tijd, is voor mij even prima. Iedereen zoekt naar de weg die hem best past. Allemaal even fijn!

En nu zijn er storysongs of zijn dit de oude balladen?

Want we dienen allemaal het verhaal…

Graag doe ik ook nog even een duit in het zakje. Als een van de grote verschillen tussen acteren en vertellen wordt vaak de zogenaamde vierde wand genoemd. Bij vertellen heb je direct contact met het publiek en bij acteren is het publiek de “vierde wand”. Van bv de kamer waarin je zogenaamd bent of het bos waarin je loopt.

Zelf heb ik echter altijd geleerd dat, ook als je acteert, contact met publiek van wezenlijk belang is. Je voelt nl of je publiek betrokken is, je hoort wanneer het lacht of anderszins reageert. Het speelt loodzwaar wanneer reacties of de betrokkenheid minimaal is. Echt goede acteurs zijn dan in staat om op de een of andere manier door hun spel/samenspel, timing, het publiek er bij te betrekken.

Daarnaast denk ik dat acteren, toneelspelen, drama of hoe je het ook noemt, een fantastische discipline is waar we als vertellers veel van kunnen opsteken. Waar we vooral ook heel veel plezier aan kunnen beleven.

Ik denk dat een goed acteur zijn/haar publiek ‘door die 4e wand heen trekt’: je bent via je inleving met de spelers in dat bos, die huiskamer, die science fiction wereld of wat ook. Bij vertellen gaat dat als het goed is ook zo. Voor mij is het verschil dat een acteur de hele tijd het personage ‘is’, de verteller (doorgaans) niet, die stapt in en uit verschillende personages. Maar de grens tussen bijv. een monoloog en een in de ik-persoon verteld verhaal is dun. Ik vind het eigenlijk niet zo belangrijk om te focussen op verschillen, maar op het inzetten van alle technieken die we hebben om een verhaal neer te zetten en over te brengen waarin het publiek zich kan laten meenemen. Alle vertelstijlen van hevig theatraal tot stil op een stoel kunnen boeiend zijn. Zelf geniet ik ervan een beetje te experimenteren, mijn natuurlijke grenzen wat op te rekken en soms iets te doen in een verhaal wat niet ’standaard’ mijn stijl is. Ik leer graag van acteurs en mede-vertellers wat er allemaal mogelijk is, en dat leren houdt nooit op!

Marieke van den Houten: En die vierde wand is soms poreuzer dan je denkt inderdaad. Ik heb ooit Mary Dresselhuys in een interview horen zeggen dat ze aan de binnenkant van haar handen voelde hoe het ervoor stond met het publiek van die avond. Of het een flow zou worden of keihard werken. Of allebei…Ik mocht in 2005 met een hoofdrol als Moeder Overste voor de pauze meewerken aan een grote wijkenmusical in de Grote Kerk in Alkmaar, in verband met haar 750-jarige bestaan. We hadden zeven uitverkochte voorstellingen met duizenden bezoekers en er was niet één avond hetzelfde. Maar ja, wat wil je als onze ECHTE burgemeester Rie van Rossum meespeelt en danst? It’s magical… https://youtu.be/fm_4skEvXGI

Mogelijk interessant: http://www.pepbruno.com/index.php?option=com_content&view=article&id=1052%3Aclassification-of-the-types-of-oral-narrator&catid=117&Itemid=313&lang=en

Over: the popular narrator, the instrumental narrator, the circumstantial narrator, the professional narrator

Ik denk dat het vooral te maken heeft met ‘jezelf blijven’. Tijdens het vertellen roep je net als bij acteren een andere werkelijkheid op en kruip je af en toe ook in de huid van je personages. Maar je komt altijd weer terug in je rol van de (alwetend) verteller, die voor de meesten van ons samenvalt met of erg dicht ligt bij onze eigen persoonlijkheid.

Ik zou nooit zeggen dat ik acteer. Sterker nog, van jongs af heb ik niet veel gehad met toneel en voelde ik me altijd bijzonder ongemakkelijk zodra ik moest toneelspelen, of dat nou voor een uitvoering was of een rollenspel in de opleiding. Ik was altijd diegene die de boel verpestte door de slappe lach. Daar staat tegenover dat ik van huis uit een levendige manier van spreken heb, waarbij ik veel met gebaren aanduid (en nogal eens een kop thee omgooi). En vanaf het moment dat ik een beetje fatsoenlijk kon lezen, las ik mijn jongere broertje en buurkinderen voor met gebruik van talloze stemmetjes. Toen ik later voor de klas kwam te staan, las ik nog steeds met veel verve voor, en kwam die expressieve manier van spreken goed van pas bij het uitleggen van de lesstof.

Toen ik voor het eerst hoorde van vertellen als ‘vak’ was dat voor mij een soort moment van herkenning. Het vertellen van verhalen, met (al dan niet bewust) gebruik van gebaar, mimiek en stem, ligt voor mij in het verlengde van wat ik altijd al graag deed. Ik zal me nooit helemaal verkleden om in een bepaalde rol te vertellen. Tegelijkertijd vind ik het wel weer heerlijk om (eventjes) helemaal los te gaan in de rol van één van de personages uit mijn verhaal, maar als ik daarna mijn publiek aanspreek, ben ik weer gewoon mezelf.

Janneke Tanja: Voor mij zit het verschil tussen een verteller en een acteur in de focus die je hebt op de vloer. Als acteur ben je verantwoordelijk voor één karakter, en bouw je vanuit dat karakter samen met de andere karakters het verhaal op. Als verteller heb je de verantwoording over het geheel – de algemene neutrale lijn, én het zichtbaar maken van alle verschillende karakters in het verhaal.

Daarbij gebruik je deels dezelfde technieken; ook een acteur geeft soms neutraal commentaar om de lijn gaande te houden, en als verteller duik ik graag een typetje in. Over het algemeen zal een acteur met decor en kostuum werken, een verteller kan naar mijn mening met weinig tot niets toe. Maar er is een mooi grijs gebied, waar de twee elkaar raken en overlappen.

De één is niet beter dan de ander, en uiteindelijk wil zowel de acteur als de verteller een verhaal overbrengen. Je doet het alleen op een andere manier.

Om elke situatie waarin iemand een andere werkelijkheid oproept als acteren te beschouwen gaat mij een beetje ver; dan is ook een muzikant of een schilder eigenlijk aan het acteren… Voor mij is dat gewoon je fantasie gebruiken, en het is de uitdaging van de verteller om die fantasie bij anderen ook in werking te zetten – om die werkelijkheid op te roepen zónder dat er direct iets te zien is.

Zelf heb ik in de loop van mijn inmiddels 43jarige loopbaan als poppenspeler, toen acteur, toen zanger, toen verteller gemerkt dat:

naarmate ik meer ervaring, scholing, repertoire én techniek heb ontwikkeld,

ik inmiddels steeds meer al die kennis en vaardigheid verinnerlijkt heb,

ik ook steeds meer kan en durf en mag vertrouwen op mijn intuïtie.

Voor mij betekent ‘goede intuïtie’ dan ook het niet langer (over)bewust toepaasen van al die vaardigheden,

maar het steeds makkelijk en bijna instinctief gebruik maken van al die ervaring

om dát publiek op díe plek en met dát verhaal te boeien…

Fijn, deze mooie en wijze toevoeging……over dat verinnerlijken van vaardigheden. Misschien willen we dat allemaal wel…..op die manier verhalenverteller zijn. Dat is zeer ontspannend…..niet alleen voor je ‘publiek’ maar ook voor jezelf.

Bosjuffrouw Margot Otten: interessante discussie. Voor mij is het simpel, het gaat om het verhaal.

Wanneer mijn verhaal zich versterkt door kostuums, attributen of een typetje doe ik dat. Toneelspelen past er niet in en tegelijk weer wel. Bij verandering van “rol der verteller”, gebruik ik ondersteunend aan het verhaal gebaren, houding, mimiek en accentverandering. (echt dialect gebruik ik zelden, omdat er altijd mensen zijn die je dan niet voldoende kunnen volgen) Zodat het voor mijn “kijkers” makkelijker wordt om dialogen te volgen en personen binnen verhalen te herkennen.

Toneel in dienst van mijn verhaal. Meer hoeft niet voor mij.

Wanneer ik mijn tafereel schilder met woorden neemt de fantasie van mensen de volle ruimte in en wordt het verhaal bewuster “geconsumeerd”. Te veel toeters, bellen en afleiders van allerlei niveau beschadigt de aandacht voor het verhaal, de concentratie van de luisteraar en mijn (diepe) begrip van het verhaal.

Binnen de vertelling houd ik voor mij de ruimte om woorden, uitspraken en posities van strijdende groepen anders te kunnen kiezen. De draad blijft gelijk, het verhaal ook. Argumenten kunnen wel veranderen. En daarmee de manier waarop mensen t verhaal en het slot (de conclusie) bezien.

Voor mij is dit noodzakelijk om te voorkomen, dat het een letterlijk ingestudeerd riedeltje wordt, dat afgezaagd en ongeëmotioneerd, on-verbonden met de verteller overkomt.

Natuurlijk maakt iedereen zijn/haar eigen keuze.

Dit is mijn keuze voor mij.