Subsidies en fondsen

Bij gelegenheden als de Wereldverteldag, een vertelfestival of een scholenproject komt gelijk de vraag om de hoek kijken, of er bij één van de overheden subsidie is te krijgen — voor zoiets prachtigs, toch?

In de praktijk valt dat niet mee, omdat elke overheid een eigen beleid voert. Dat kan per gemeente of provincie behoorlijk verschillen. Toch zijn er wel een paar grote lijnen aan te geven. Zo zal je voor een plaatselijke activiteit de gemeente moeten aanspreken.

Voor cultuureducatie bestaat er een taakverdeling tussen gemeentes en provincies. Een gemeente is aanspreekbaar voor activiteiten die je rechtstreeks met mensen uitvoert, zoals een voorstelling of een vertelworkshop. De vakterm daarvoor is uitvoerend werk of eerste-lijns werk. De provincie gaat over activiteiten, die je uitvoert met ‘mensen die met mensen werken’, zoals het opleiden of ondersteunen van leerkrachten in het onderwijs of cultureel werkers die beiden met kinderen werken. De vakterm daarvoor is steunfunctie of tweede-lijns werk.

Bij de provincie kun je daarnaast proberen subsidie te krijgen voor een activiteit met een duidelijk gemeenteoverstijgend belang. Maar een provincie staat daar meestal niet om te springen, en zal vaak als eerste eis stellen dat tenminste één van de betrokken gemeenten het voortouw neemt met een flink aandeel in het te subsidiëren bedrag.

Daarnaast bestaan er allerlei fondsen, deels opgericht door de overheid (zoals het Fonds voor de Cultuurparticipatie), deels door particulieren en bedrijfsleven (zoals de VSB-bank, of het Prins Bernhardfonds).

Een paar tips:

  • Begin op tijd, het behandelen van aanvragen neemt vaak enkele weken tot zelfs maanden in beslag. Vaak is er een uiterste inzenddatum, die soms maar één maal per jaar inzenden van een aanvraag mogelijk maakt. Waar scholen vaak in schooljaren denken (van zomer tot zomer) , werken overheden en fondsen vaak met kalenderjaren (van 1 januari tot 31 december). Daarbij kan het voorkomen dat in het begin van een periode nog ruimte is, dus plan je activiteit meer dan ruim op tijd. Bijvoorbeeld: je moet misschien vóór 1 januari subsidie aanvragen voor een activiteit in het begin van het daarop volgende schooljaar!
  • Wellicht is het thema van je activiteit in te passen in onderwijs-, cultuur- of integratiebeleid; denk aan de ‘prachtwijken’ en de Brede School, waar je als verteller projecten voor kan opzetten. Daarvoor kun je soms bij de gemeente subsidie krijgen. In sommige gemeenten zijn cultuuraanjagers bij wie je advies, samenwerkingspartners en geld kunt vinden.
  • Cultuureducatie met kwaliteit is een nieuw project, waarbij je als kunstenaar of culturele instelling samen met een school een aanvraag kan doen voor een project. Belangrijkste voorwaarde is, dat het project duurzaam is. Dat wil zeggen: dat je het project zodanig overdraagt, dat de school er structureel, meerdere jaren achter elkaar, zelfstandig mee vooruit kan.
  • Het is in elk geval goed om eerst eens contact te zoeken met een ambtenaar, die je de weg kan wijzen in de mogelijkheden van zijn of haar overheid. Dienen jullie bijvoorbeeld hetzelfde belang? Ga je naar een ambtenaar voor cultuur, onderwijs, of cultureel werk? Zijn er speciale voorwaarden waar je rekening mee moet houden om een aanvraag haalbaar te maken?
  • Vervolgens zal je heel helder moeten communiceren over je bedoelingen en werkwijze, en tot welke doelgroep je je richt.
  • Zijn er (meetbare) effecten aan te geven? Bijvoorbeeld: ik bereik met deze activiteit 40 groepen 7 en 8 op 15 basisscholen, totaal ca. 1000 kinderen.
  • Zorg voor een heldere begroting, waarin je aangeeft wat het te subsidiëren tekort is.
  • In veel gevallen is een vraag, wat de eigen bijdrage van de doelgroep is. Soms moet je ook aangeven wat de grenzen van een reële eigen bijdrage zijn, en welk tekort dat oplevert.
  • Net zo’n vraag kan zijn wat de eigen investering van de uitvoerenden is. Bijvoorbeeld: een muziekensemble gaf in een subsidieaanvraag voor muzikale vertelvoorstellingen aan dat musici en verteller hun eigen repetitietijd vooraf zelf wilden investeren, zodat de subsidie rechtstreeks ten goede zou komen aan de uitkopers van de voorstelling. Dat hielp in dat geval. Zo’n eigen investering moet je in de begroting dan ook vertalen in een geldbedrag.
  • Subsidie wordt vrijwel nooit aan personen gegeven, wel aan stichtingen of andere instituten zoals scholen, bibliotheken of centra voor de kunsten.
  • Wees open, wanneer je op meerdere plekken aanvragen doet voor dezelfde activiteit (zoals bij sponsors of fondsen). Geef aan dat je direct zal laten weten wanneer een andere aanvraag succesvol was, en voor welk bedrag. Geef ook per fonds of overheid aan welk deelbedrag je daar daarom aanvraagt.
  • Zodra er één schaap over de dam is volgen er meer: dat geldt ook wanneer je aanvragen bij meer fondsen of overheden doet. Daar ligt dus een belang voor directe en open communicatie!
  • Wat zijn tegenprestaties die een overheid of fonds vraagt?
  • Kijk ook wat de eisen zijn die aan verslag en afrekening worden gesteld. Het komt bijvoorbeeld voor dat een fonds een accountantsverklaring eist, maar de kosten daarvan niet in de subsidie wil meedragen! Loop in elk geval niet het risico, dat de subsidiegever achteraf niet akkoord gaat, en jij het geld moet terugbetalen. In het geval van een stichting is het “interessant” om te weten wie in dat geval financieel aansprakelijk is. Heeft de stichting voor dergelijke calamiteiten een verzekering?
  • Voor sponsoring kan je soms terecht bij lokale middenstand, bedrijven of banken zoals de Rabobank en VSB. Om te beginnen bij de plaatselijke filialen, dus begin kleinschalig.

Overzichten van fondsen

Deze vind je o.a hier:

En gericht op het primair onderwijs:

Overigens hebben basisscholen vaak een vast budget voor cultuureducatie van € 10,90. Zie dezelfde link als hierboven: http://www.lkca.nl/primair-onderwijs/subsidies-en-andere-geldzaken/prestatiebox

Voor meer tips: